5 December 1891.
285
De voorzitter zegtdat deze zaak reeds zoo lang den
Raad heeft bezig gehouden, en nadat zij van alle zijden
beschouwd was, ten slotte besloten is, niets te geven.
Hieruit neemt spreker aanleiding voor te stellenten aanzien
van het thans ingekomen adres over te gaan tot de orde
van den dag.
Deti heer Nelissen is het voorgekomendat de Raad
teruggeschrikt is van het hooge cijfer van /"1000, dat
indertijd genoemd is. Men bleef echter in twijfel, of de
dood niet verhaast was door de bewezen diensten. Spreker
erkent dat het gevaarlijk is op een eenmaal genomen
besluit terug te komen, doch gelooft dat als toen een
voorstel gekomen was van minder bedrag, dit zou zijn
aangenomen. Spreker wil al«nog een poging doen in dien
zin en stelt voor, aan de weduwe f 100 uit le keeren.
De voorzitter herinnert, dat burgemeester en wethouders
indeitijd een nog bescheidener bedrag hebben voorgesteld,
waarna een voorstel kwam om f 1000 toe te kennendoch
dat alles is afgestuit op de later verkregen inlichtingen.
Bovendien blijft spreker van meening, dat de verordening
op het gegeven geval niet \an toepassing is.
De heer De Booy zegtdat toen het voorstel door bur
gemeester en wethouders was gedaan om f 50 te geven,
door spieker is voorgesteld 100 toe te kennen, een cijfer
dat nu weer genoemd wordt. Er was terzelfder tijd ook
een voorstel om f 200 te verleenen. Dat voorstel was van
den heer De Bont
De heer De Bont maakt spreker opmerkzaam dat hij zich
vergist.
De heer De Booy wil dat aannemen. Er wordt
nu gaat spreker voort opnieuw voorgesteld f 100
te geven, en bij gunstige uitzondering acht hij zich wel
gerechtigd dat voorstel te steunen.
De voorzitter verklaart zich om de reeds gezegde redenen
niet met dat voorstel te kunnen vereenigen en herhaalt
zijn voorstel om ten aanzien van het onderwerpelijke adres
over te gaan tot de orde van den dag.