28
7 Februari 1891.
Alvorens de Raad zal overgaan in geheime zitting, vraagt
de heer Smits verlof aan den Raad, eene interpellatie te
richten aan burgemeester en wethouders.
Dat verlof verleend zijnde, herinnert de heer Smits, dat
door hem in de raadszitting van den 24sten October 1890
gewezen is op het rapport van den heer dr. Swaving, om
trent den toestand van het drinkwater in deze gemeente,
en hij toen zijn verlangen heeft te kennen gegevendat
bordjes zouden bevestigd worden aan de pompen, waarvan
het water reeds onderzocht en afgekeurd is, met het op
schrift ongeschikt drinkwaterdat daaropna eerst een
ontwijkend antwoord te hebben ontvangende toezegging is
gedaan, dat burgemeester en wethouders zich in betrekking
zouden stellen met genoemden dr. Swaving, doch dat, hoewel
31/, maand verloopen zijn, van het plaatsen der bordjes
niets gebleken is. Hieruit neemt spreker aanleiding drie
vragen te stellen:
1*. of ook het water van de overgebleven pompen onder
zocht is;
2°. of er bezwaren zijn tegen het plaatsen der bedoelde
bordjes
3". of soms de zaak in 't vergeetboek is geraakt
De voorzitter antwoordt, dat de minder gunstige toestand
van het water is toegeschreven geworden aan den hoogen
waterstand; herinnerende, dat reeds vroeger het water van
stadspompen is onderzocht.
Met het plaatsen van bordjes aan de pompen gaat de
voorzitter voort zal het water niet beter worden, terwijl
er geen ander water te verschaffen is. Bovendien wordt
met het verkrijgen der waterleiding de meeste spoed betracht.
Spreker hoopt ten slotte dat de interpellant hiermede
tevreden zal zijn.
De heer Smits zegt, dat dit antwoord hem niet bevredigt.
Wanneer er bordjes geplaatst worden aan de pompen, die
slecht water bevattenmet het opschrift ongeschikt drinkwater,
dan is de behoeftige man gewaarschuwd. Spreker weet wel,
dat geen ander water kan verschaft worden, maar dit ver-