5 December 1891. 293 «met het laud, de Say halle voorf: onder Taxaat niet zoude «connen overgeven ende het huis van Tliemssveld, naast de «selve staande coopen'tgeen met nadere deliberatie van Inter Ed.WelAchtb. is goed gevonden, alles alsoo by »sulcken vail, werckstellig te inaaken. In de notulen van 28 Dec. (no. inventaris als boven), vinden \vy dat »D' Heren Borgemeester, de Raad van Werckuin «en de schepen rnr. Joh. Gerard van Goor, rapporteren, »dat sy alsmede GrifTr. uit haar Ed.Ac.htb. met d' Heien «Griffr. van deser Stads Baronie warenop approbatie over seen gecomen ende geconvenieerd soo, namenlhch dat de stwee derde parten van allen de costen van het te rriaacken «Rasp ofi Spinuhuis alhier, sullen worden gedragen bv vdeselve Baronie, ende het resterende derde part, by dese «stad, dat de Say-halle alhier daartoe zal worden geapro- sprieerd, ende dat daarvoor sal worden goed gedaan diy sduisend plderi te dragen alsvoor, de twe derde parten van sBarouie te bethalen in twe egale porlieu, d'eene helffd suil d' eerste repartitie in het jaar 1706 aanstaande ende sd'andere helffd uit de twede repai titie van het selve jaar »1706 vooi s. Ende dat voorts tot El ectie van gemelte Rassp sol spinnhuis zal worden versogd belioorlicken octroy van shaar hoog inog d' Heren Staten Generaal. «Alle d' welcke, in om-vraag en deliberatie zynde gebragd sis eenpariglich geaffirmeerd, en d'voois, lieren Rappor- stanten voor hare moeyte deswegens bedanckl. Tol zoover bleef de zaak in wording tot '18 Meert 1706 en lezen wij iu «Ie notulen (no. 36 infentaris) »'t regt van »'t rasphuis in handen gesteld van den raede van Brabant «aan dewelke gerecommandeerd is In de notulen van 5 Augustus 1706 (no. als boven) »Is «goedgevonden ende verstaente besolieiteren in 's Hage de «bevordering van 't rasphuys. Nadat de notulen dato 1 November d. a. v. andermaal gewagen van de op te richten Rasphuizen lazen wij (no. als boven) «mits gaders omtrent de Ed. mogli. heren raeden «van Staeteii off daar sulck behoord aan te dringen, de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 293