298
5 December 1891.
werd overgedragen, veel minder schijnt daarover tusschen
's Lands Regeering en de gemeente Breda eenige gedachten-
wisseling te hebben plaats gehad, om die voor de gemeente
nadeelige zaak uit den weg te ruimenalthans daarvan is
in geen enkel archief iets te vinden.
Het staat derhalve vast:
1°. dat de gemeente Breda in het jaar 1707 de Zaai-hal
aan Stadt en Lande van Breda tot bestemming van een
Rasphuis voor de som van Drie duizend gulden heeft over
gedragen, waarin zij echter voor1/, gedeelte betrokken bleef.
2°. dat zij mede heeft bijgedragen voor '/s gedeelte in
den herbouw en vergrooting van het Rasphuis na den brand.
3". dat door burgemeesteren van Breda reeds in het jaar
1^21 bij de bevoegde autoriteit stappen werden gedaan om
minstens hunne vordering op den staat, groot ƒ13069.20,
terug te ontvangenwaaraan ondergeteekende de eer heeft
de extracten uit de Gemeenterekeningen van dien tijd onder
bijlagen no. 234 van de jaren 1775 tot en met 1777
hierbij over te leggen, zijnde het '/s gedeelte der geheele
som aan het Tuchthuis ten koste gelegd, en eindelijk
4°. dat de staat zonder het minste eigendomsbewijs of
rechtstitel althans die som bij wijze van recognitie had
behooren terug te geven en waar de bescheiden meening
van ondergeteekende nog verschuldigd blijft, het daarlatende
of de overige gedeelten der Baronnie die gezamenlijk het
overige */3 gedeelte, groot f 26138.40, hebben bijgedragen al
dan niet hunne rechten hebben of zullen doen gelden.
Ondergeteekende acht zich niet geroepen om in deze van
advies te dienen, vóórdat uwe Raad in deze belangrijke
materie zal goedvinden te overwegen, zulks aan het rechts
kundig oordeel der daartoe benoemde commissie overlatende;
ook was het zijn standpunt niet om het werk uit de handen
der commissie over te nemen alleen heeft hij gemeend
door deze alhoewel misschien nog onvolledige bijdrage, in