302
9 December 1891.
een brandspuithuisje kunnen bouwenof wel den grond
verkoopenmits onder de verplichting, dat binnen 2 of 3
jaren de grond bebouwd wordt. Nogmaals verklaart spreker
zich tegen het plan, als niet eene beslissing genomen woidt,
dat het eerste gedeelte in aansluiting zal gebracht worden
met andere gebouwen.
De voorzitter zegt, dat aanvankelijk beproefd is de ge-
wenschte aansluiting te verkrijgen door te onderhandelen met
een belendend eigenaar, doch dat die proef niet gelukt is.
Tevens was daarbij het oogmerk de straat te verbreeden.
De heer Pels Rijcken begrijpt niet, hoe de inham,
begrensd ten noorden en ten zuiden door gebouwenzou
kunnen dienen tot verbreeding der straat.
De heer Heijlaerts zegt, dat toen de Oude Vest gedempt
werd, er gedacht werd aan eene nieuwe gelegenheid tot
luchtverversching, doch het plan daartoe is den bodem
ingeslagen. Z. i. is het eenige dat nog iets goeds bevat,
gelegen in het project van den heer Pels Rijcken. Wordt
de zoogenaamde inham beplant, dan zal het hoekje eene
plaats wordendat men voor urinoir gebruikt.
De heer Rombouts heeft dezelfde bezwaren. In verbreeding
van den weg daar ter plaatse ziet spreker geen nut, en
zou men op deze wijze de gemeente willen verbeteren, dan
zou dit veel geld kosten. Bovendien, werd het huis op den
hoek teruggezet, dan zou dit wegens gemis aan voldoende
woning bijna een waardeloos pand worden. Na verdere
beschouwing is spreker van meening, dat als kon besloten
worden een brandspuithuisje ter plaatse te bouwen, aller
belang zou gebaat zijn.
De heer Vreede verklaart mede het gevoelen van den
heer Pels Rijcken te zijn toegedaan. Reeds vroeger heeft
spreker het idéé geuit ter plaatse een brandspuithuisje te
bouwenwaardoor de straat van aesthetisch standpunt zou
verbeteren.
Nadat de zaak eenige oogenbhkken onderling besproken
is, stelt de voorzitter voor, de stukken terug te zenden
aan burgemeester en wethouders.