9 December 1891.
303
De lieer Teychiné, na bespreking van hel onderwerp en
te hebben opgemerkt, dat de grond voor een brandspuit-
huisje te groot is, stelt voor, het gedeelte langs de Ginne-
kenstraat tot aan het huis van notaris Steijns Bisschop
over de geheele breedte met het daarachter gelegen gedeelte
dat afgestaan zou worden aan de heeren Wagemakers
voor bouwterrein te verkoopeuin dier voege, dat de smalle
achterstreep als tuin of plaats kan gebezigd worden, en dat
aan de zijde van het huis van Devet een gedeelte, b. v. van
2 meter, zou open blijven tot behoud van het licht van
dat huis.
De heer Guljé doet opmerkendat wanneer het brand
spuithuis moet verplaatst worden, dit dan gevoegelijk zou
kunnen gebouwd worden aan- of op het nieuwe terrein der
gemeentewerken.
De heer Nelissen wil in de eerste plaats er op wijzen
dat er rekening meè gehouden moet worden, dat het uit
zicht van het huis der gebroeders Wagemakers aan de
Ginnekenstraat niet benomen wordt. En ten tweede, dat
als ter plaatse een gebouw zou komen, dit tot nadeel zou
zijn van het huis van Devet, dat ook lichtramen aan die
zijde heeft. Het komt spreker 't best voor, geen bestemming
te geven aan den grond aan de straat gelegen. Voorts
geeft spreker eene regeling aan van den verkoop met wat
gereserveerd blijft.
De heer Pels Rijcken bestrijdt de zienswijze van den heer
Nelissen. Hoe kan men gebonden zijn vraagt spreker
waar het belang van de gemeente iets vordert? En wat
de ramen aangaat, waardoor men het uitzicht zou verliezen
dat is wel ongelukkig, maar rechtens kunnen de belang
hebbenden zich niet beklagen. Een servituut toch bestaat
niet op openbaar domein. Een gelijk advies gaf spreker
vroeger aan personen, die meenden zich te kunnen verzetten.
De gemeente eindigt spreker heeft zich aan niets te
storen.
De heer Van Dam heeft reden te gelooven, dat de heer
Nelissen de zaak beschouwd heeft van het standpunt, niet