306 9 December 1891. worden en als de heeren bedenkingen hebbendeze dan kunnen gemaakt worden bij elk punt. Op eene vraag van den heer De Booy antwoordt alsnog de voorzitter, dat de gelegenheid niet uitgesloten wordt, bedenkingen te doen gelden. De heer Guljé neemt ter hand het rapport van het sectie-onderzoek en de heer Smits de memorie van antwoord van burgemeester en wethoudersdeze laatste in haren aanhef luidende: Burgemeester en wethouders, in kennis gesteld met de bemerkingen waartoe het onderzoek der aan u ingediende begrooting van inkomsten en uitgaven voor den dienst van 1892 geleid heeft, hebben de eer, ter bevordering van het onderling schriftelijk overleg, u van hunne zienswijze te doen blijken en elk punt zooveel moge lijk toe te lichten naar de volgorde van hel rapport. UITGAVEN. Hoofdstuk I, art. 7, letter c. Wordt in twee sectiën voorgesteld deze jaarwedde te verhoogen met /"100, vooral met het oog op de meerdere werkzaamheden, noodig voor het ophalen der liggelden van schepen. Antwoord. Burgemeester en wethouders kunnen zich vereenigen met het voorstel om de jaarwedde van den gaarder van rechten en loonen met f 100 te verhoogen. Niemand voert het woord. Wordt besloten de voorbedoelde wedde met hon derd gulden te verhoogen. Artikel 7 letter e. In ééne sectie wordt de wenschelijkheid betoogd, de betrekking van Marktmeester niet meer op te dragen aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 306