308
9 December 1891.
behoort bij burgemeester en wethouders, die volgens veror
dening, het recht van benoeming hebben.
De voorzitter zegt, dat de betrekking van marktmeester
in direct verband staat met de politie.
De heer De Booy, den heer Nelissen beantwoordende,
zegt, dat deze enkel rekening houdt met eene verordening
op de dagelijksche markt, in de laatste jaren gemaakt,
maar dat spreker zich grondt op de gemeentewet.
De voorzitter zou het verkeerd achten, als de markt
meester door den Raad moest benoemd worden.
De heer Smits zegt dat het waar is dat te 's Bosch mis
bruiken hebben plaats gehad, maar dat in weerwil hiervan
de Raad toch heeft goedgevonden, dat burgemeester en
wethouders op den bestaanden voet konden voortgaan. Ook
te 's Bosch heeft de marktmeester geen instructie.
De heer De Booy meent dat dan ook daar een gebrek
bestaat. Elders, en spreker noemt onderscheidene gemeenten,
hebben de marktmeesters wel eene instructie. Heeft de
inspecteur van politie merkt spreker nog op veel
bijwerk, dan zal de politie daaronder lijden.
Den voorzitter zijn geen klachten over de politie bekend.
De heer De Booy herhaalt zijn voorstel tot benoeming
van een definitieven marktmeester.
Het is nog niet geblekenzegt de heer Pels Rijckendat
iemand der leden dat voorstel steunt.
De heer Rombouts verklaart daarop het voorstel te onder
steunen.
De heer Van Dam geeft de heer De Booy in overweging
dit punt niet incidenteel in behandeling te brengen, maar
daarvan een afzonderlijk voorstel te maken. De macht (och
zou van burgemeester en wethouders overgaan op den Raad.
De heer Pels Rijcken zegt, dat wanneer in de verordening
staat dat burgemeester en wethouders het recht van be
noeming hebben, alsdan het voorstel niet in overweging-
kan genomen worden.
De heer De Booy heeft, naar aanleiding van het gesprokene
door den heer Van Damgeen bezwaar de zaak aan te