9 December 1891.
311
Maar vraagt de voorzitter bij welke gelegenheid is
dat geschied? Dat was, toen zeker lid dwang wilde opleggen.
Persoonlijk antwoordt de heer Rombouts heb ik
nooit dwang opgelegd, maar de wet dwingt in het gegeven
geval.
De voorzitter zegt, dat hij niet gesproken heeft van
dwang, door den heer Rombouts uitgeoefend.
De heer De Booy wenscht, naar aanleiding van het
gesprokene door den heer Rombouts en het antwoord daarop
van den voorzitter, te herinneren aan art. 177 der gemeen
tewet, bepalende, dat door de commissie aanhoudend wordt
onderzocht, aan welke van de bepalingen der plaatselijke
verordeningentegen wier overtreding straf is bedreigd
voortdurende kracht is toe kennen, en dat deze van de
uitkomsten van dit onderzoek jaarlijks aan den Raad ver
slag doet. Maar welk lid vraagt spreker kent den
werkkring dier commissie?
De voorzitter brengt daarop het voorstel van den
heer Van Dam in stemming, waarvan de uitslag is
dat dit met algemeene stemmen wordt aangenomen.
Artikel 13letter d en e.
Men wenscht in deze vacaturen ten spoedigste te voorzien,
en wordt eene voordracht tot benoeming te gemoet gezien.
Antwoord.
De stukken betiekking hebbende tot de benoeming van
een klokkenist en uurwerkmaker kunnen worden te gemoet
gezien. Het is burgemeester en wethouders 't best voor
gekomen den oefeningstijd der candidaten niet te kort te
nemen, ook om beter den Raad zijn oordeel bij de benoeming
te kunnen doen bepalen.
Hiermede wordt genoegen genomen.