316
9 December 1891.
en wil uitvoering gegeven zien aan een besluit, reeds vier
jaren geleden genomen.
De voorzitter acht het onmogelijk naar behooren in den
toestand te voorzienzoolang er de waterleiding niet is.
De heer Van Hal herinnert dat ook verleden jaar het
onderwerp besproken ismaar het besluit zonder gevolg
gebleven is. Ook spreker gaat mede met het voorstel van
den heer Heijlaerts. Wanneer de Raad een verlangen uit
spreekt, dan moet daar niet meer tegen gereageerd worden,
want anders kan de Raad wel naar huis gaan. De heer
Van Dam was in zijn recht, sprekende van de politieregle-
menten. De herziening daarvan is werkelijk achterwege
gebleven. Inderdaad wordt het tijd dat gehoor gegeven
worde aan billijke eischen van den Raad. Spreker verklaart
dan ook het voorstel van den heer Heijlaerts ten volle te
steunen.
De heer Pels Rijcken zou den heer Heijlaerts in over
weging willen geven om zijn voorstel te wijzigen in dien
zin, dat de urinoir worde overgebracht aan de andere zijde,
in de richting der militaire bakkerij.
De heer Heijlaerts wil gaarne zijn voorstel in dien zin
wijzigen, doch maakt indachtig op de vele menschen, die
zich steeds naar het tribunaal begeven.
De voorzitter vreest, als de urinoir ter plaatse verdwijnt,
dan weer dezelfde toestand als vroeger zal ontstaan.
Verschillende leden zeggen dat er de politie is om daar
tegen te waken.
De voorzitter kan hel vermoeden niet wegdenken, dat
als de urinoir nabij de bakkerij geplaatst wordt, er weinigen
meer gebruik van zullen maken.
De heer Rombouts vereenigt zich met het voorstel van
den heer Heijlaerts. Spreker deelt overigens wel de be
zwaren welke de terugplaatsing kunnen ten gevolge hebben,
maar de politie hebbe te waken en ook kon er eene grille
aangebracht worden.
De voorzitter kent den toestand aldaar reeds zoo lang en
somt de bezwaren op, welke de verplaatsing weer zal na
zich slepen.