9 December 1891. 317 De heer Heijlaerts verzoekt stemming over zijn voorstel. De heer Van Dam vraagt of het voorstel is de vei plaatsing binnen zes weken tot stand te brengen? Of op de eene of andere wijze in den toestand te voorzien zeggen sommige leden. Dit laatste formuleert de heer Sassen in het voorstel om de zaak op te dragen aan den architect, dewijl de Raad moeilijk aanwijzing kan doen waar de urinoir plaatsing zal kunnen vinden. De termijn van zes weken wil spreker behouden zien. Ook de heer Heijlaerts houdt vast aan dien termijn. Maar wordt gevraagd, als de weersgesteldheid, b. v. vorst, de verplaatsing onmogelijk maakt? Intusschen wordt overgegaan tot stemming, waar van de uitslag is dat het voorstel van den heer Heijlaerts in den zin als het aangevuld is door den heer Sassen, wordt aangenomen met algemeene stemmenuitgezonderd die van den voorzitter. Alsnu stelt de heer Sassen voor 400 op de begrooting uit te trekken tot het plaatsen van een urinoir aan het Stationspleinen later ook urinoirs te plaatsen aan de voormalige Ginneken- en Haagpoort. De heer Smits zegt dat de kosten geraamd worden op 550, en alzoo die som zal moeten bepaald worden. De heer Sassen kan zich daarmee vereenigen. De heer Van Hal vindt 550 een hoogen prijs. Spreker kent de constructie niet en wenschte die wel te kennen, 't Geldt maar één urinoir en er zullen er nog meer moeten komen. De heer Guljé zegt dat het de type is van Rotterdam en andere gemeenten. De heer Van Hal wil wel bij wijze van proef een zoodanigen urinoir aan het Stationsplein zien geplaatst, maar reserveert zich zijn opiniewanneer aanvrage geschiedt om nog meer zulke urinoirs te vestigen. 21

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 317