334 12 December 1891. letter c, kosten van wapening der schutterij. Er schijnen zegt spreker in de sectiën bedenkingen te zijn geweest tegen die kostenalthans er is voorgesteld den post met f 300 te verminderen. Maar thans schijnt men er zich bij neer te leggen, zonder nadere verklaring. De voorzitter en de heer Guljé geven inlichtingen nopens de kosten van onderhoud der wapens, en beantwoorden de vraag van den heer Pels Rijckenof van de uitgaven be hoorlijk rekening wordt gedaan, bevestigend; voegende de heer Guljé er bijdat de kosten nauwkeurig verantwoord worden in de gemeente-rekening van elk jaar. De heer Teychiné doet zich kennen als het liddat in de sectiën over dit onderwerp gesproken heeft en het voorstel heeft gedaan den post met 300 te verminderen. Spreker kan zich de groote uitgaaf niet verklarendewijl toch ieder schutter zelf zijn geweer te onderhouden heeft. De voorzitter zegt dat onderscheiden moet worden tussehen geweren groot en klein kaliber, welke laatste de gemeente te onderhouden heeft en slechts in bruikleen zijn van het Rijk. Verder wordt dit punt niet besproken. De heer Van Dam wenschte de reden te kennen, waarom steeds in de begrooting wordt uitgetrokken eene som van 100 ten behoeve van den plaatselijken Adjudant? De voorzitter antwoordt, dat die som gerechtvaardigd wordt door de zorg, die hij gewoonlijk betoont bij brand, wanneer het garnizoen steeds bereid bevonden wordt hulp te verleenen. De heer Smits voegt daarbij, dat de post ook een onder werp uitmaakt der gemeente-begrooting van 's Bosch. Bovendien mag er prijs op gesteld worden dat de militairen de politie ter zijde staan, als hare kracht te kort schiet. De heer Van Dam kan niet inzien, dat dit alles afhankelijk is van den plaatselijken Adjudant. De hulp kon wel ver leend worden buiten zijn weten of medewerking, wanneer het garnizoen gealarmeerd wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 334