12 December 1891. 335 De vraag is: presteert de Adjudant persoonlijke diensten, die belooning vorderen De voorzitter wijst nader op de dienstendie dooi' het garnizoen bij brand bewezen worden. De heer De Booy acht de vraag, door den heer Van Dam gesteld, niet zoo onschuldig, in aanmerking genomen de mededeeling van den heer De Bont in de vorige ver gadering, dat de brandbluschmiddelen der gemeente meer dan toereikend zijn. Spreker is van oordeel, dat de plaat selijke Adjudant verplicht is hulp te verleenen. De voorzitter meent, dat het garnizoen enkel te zorgen heeft voor de militaire gebouwen. De heer Van Hal put uit de gemeentewet het gevoelen, dat de burgemeester het recht heeft hulp van de militaire macht te vragen; doch afgescheiden hiervan blijft spreker prijs stellen op de adsistentie van het garnizoen en verklaart te zijn vóór het behoud van den post. Hiermede wordt verder genoegen genomen. ONTVANGSTEN. Hoojdstuk II. Af deeling II, art. 3. Bevreemding wekt het, dat deze post, die in andere plaatsen belangrijk meer opbrengt, in deze gemeeute zulk een klein cijfer bedraagt. Een zeer verscherpt toezicht werd hoogst noodig geacht op die gelegenhedenwaar sterke drank verkocht wordt zonder vergunning. Antwoord. In de eerste plaats regelt zicli de opbreDgst naar het getal dranklocaliteiten. Bij gelijk getal inwoners kan het getal dier localiteiteu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 335