12 December 1891. 339 Raad niet te misduidendat deze daarop ernstig de aan dacht vestigt. De voorzitter weet niet beter, of er wordt ,eene goede controle uitgeoefend. De heer Van Hal zegt, dat toen het verleden jaar de overweging gold om het lot der politieagenten te verbeteren, hij gaarne daaraan zijn steun heeft gegeven. Als motieven golden daarbij de moeielijkheid van het ambt en dat bet den agenten een prikkel zou zijn stipt hun plicht te ver vullen. Maar nu zooveel stemmen opgaan in den Raad tegen de politie, is het geboden, dat de hoofden op hun qui-vive zijn, om de ingeslopen misbruiken ernstig tegen te gaan. En werkelijk er zijn feiten, waarop de hoofden te wijzen hebbenen waaraan de agenten gehoor hebben te geven wetende dat bun loon verbeterd is in verwachting van betere diensten. De voorzitter stelt zich bereid de politie te onderhouden doch meent, dat er ook al eens iets verteld wordt, dat later blijkt niet volkomen waar te zijn. De heer Vreede heeft ook vele malen gehoord dat op clandestiene wijze sterke drank verkocht wordt; en moge dit dan al niet bekend zijn bij de politie, dan toch zeker is het bekend bij hen die het vergunningsrecht betalen. Hierin zegt spreker is eene onrechtvaardigheid gelegen. De voorzitter houdt staande, dat toezicht plaats heeft en niet zeldzaam procesverbaal wordt opgemaakt. De heer De Booy vraagt, hoe hij dat moet opvatten; herinnerende dat de heer Sassen gesproken heeft van drie calanges. Spreker meent, dat de voorzitter bedoelen zal overtredingen wegens drankmisbruik. De voorzitter zegt meermalen processen-verbaal onder het oog te krijgen. Overigens vraagt spreker wie geldt de zorg het meest: de rijks- of de gemeente-politie? Waarop de heer Sassen antwoordt, dat de gemeente politie is aangewezen de overtredingen te constateeren. En of de drie calanges, waarvan hij sprak, nog wel door de gemeente-politie hebben plaats gehad, verklaart spreker niet te kunnen verzekeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 339