30 December 1891. 345 «commissie van strafverordeningen niet is eene gewone «commissie, die verslag uitbrengt omtrent voorstellen door «burgemeester en wethouders aan den Raad gedaanwaarvan «in artikel 53 der gemeentewet sprake ismaar eene vaste «commissie, waarover in de tweede en derde zinsnede van «artikel 54 der gemeentewet wordt gehandeld, namelijk «eene commissie benoemd om burgemeester en wethouders si» het beheer van bepaalde takken van de huishouding der «gemeente bij te staan. «Het ontwerpen toch van strafverordeningen is een tak «van de huishouding der gemeente, die behoort tot het «beheer van het uitvoerend gezag, dat bij burgemeester en «wethouders berust. «Vandaar dan ook dat de Raad zoodanige commissie «niet kan benoemen, wanneer burgemeester en wethouders «dit niet verlangen omdat de Raad dan zou treden op het «terrein van het uitvoerend gebiedmaar alleenzooals in «gezegde tweede zinsnede van art. 54 der gemeentewet is «voorgeschreven, op voordracht van burgemeester en wet- «houders. «Vandaar ook dat in de derde zinsnede van genoemd «artikel 54 is bepaalddat altijd de burgemeester of een «der wethouders daarvan moet zijn voorzitter. «Naar mijn oordeel bestaat die commissie alzoo uit twee «verschillende bestanddeelen4°. uit den voorzitterdie «door den Raad niet kan worden benoemd als vertegen- «woordigende het dagelijksch bestuur der gemeente, maar «die burgemeeester en wethouders uit hun midden moeten «aanwijzen, en 2°. uit de leden, die op verzoek van bur- «gemeester en wethouders, tot bijstand van het dagelijksch «bestuur, worden benoemd uit en door den Raad. «Tot laatstgenoemd element behoor ik en acht ik mij «verplicht te zeggen, dat, alhoewel ik geen reden heb tot «klagen, want de jaren zijn daar, ik op grond van mijnen «hoogen leeftijd niet alles kan doen wat ik wil en zoude «verlangen, want dat bij te groote inspanning mij de «kracht ontzinkt, waartegen geen andere remedie is dan «de rust.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 345