348
30 December 1891.
diep te betreuren is, dat de vaste commissie niet tot het
volbrengen harer taak is kunnen geraken. Aan Gedeputeerde
Staten gaat spreker voort moet uitdrukkelijk blijken,
dat niet de Raad schuld heeft aan de vertraging, en daarom
wenscht spreker, als antwoord op de missive, de volgende
motie van orde voor te stellen
»De Raad, overwegende dat reeds herhaalde malen op het
«herzien der strafverordeningen is aangedrongen, betreurt
»het, dat de betrekkelijke commissie in gebreke is moeten
«blijven, en gaat over tot de orde van den dag."
De heer Van Mierlo geeft in overweging allereerst zijn
eigen voorstel in behandeling te brengen.
De heeren Rombouts en Heijlaerts ondersteunen dat voorstel.
Daarop brengt de voorzitter het tweevoudig voorstel
van den heer Van Mierlo in stemming, waarvan de
uitslag is dat dit met algemeene stemmen wordt
aangenomen.
Alsnu ontstaat eene korte woordenwisseling over de motie
van den heer De Booij.
Deze daarop het woord nemende, zegt, te hooien de
bedenkingen welke tegen zijne motie schijnen te bestaan.
Alleen heeft hij getracht daarin duidelijk te doen uitkomen
dat de Raad de schuld niet draagt en deze alzoo niet ver
antwoordelijk kan gesteld worden. Overigens vindt spreker
in de aangenomen voorstellen van den heer Van Mierlo
aanleiding zijne motie in te trekken.
4°. Missive van de commissie van toezicht op het mid
delbaar onderwijs te Breda, dato 17 December 1891, daarbij
ter vervanging van den heer docter Bijnen, die als lid dier
commissie moet aftreden, voorstellende het navolgend tweetal
1°. de heer dr. P. J. W. Bijnen, en
2°. de heer jhr. rnr. A. J. J. van Sasse van IJsselt.
Wordt overgaan tot stemming met gesloten briefjes,
waarvan de uitslag is, dat de heer dr. P. J. W. Bijnen
met algemeene stemmen opnieuw wordt benoemd