38
il April 1891.
moeielijk zijn voor den bekwamen klokkenist uit Middelburg.
En wanneer er elementen in Breda gevonden worden, zou
hij aan dezen den voorrang geven. Spreker heeft zich
vergewist van de bekwaamheid van den candidaat Oomen,
die bereids een toestel gemaakt heeft, dat door den ge
noemden klokkenist geprezen wordt. En daar de aard van
de beide betrekkingen onderling zoo ver uiteenloopt, blijft
hij splitsing daarvan gewenscht achten, welke zienswijze
spreker aandringt met eene herinnering, ontleend aan de
historie van het klokkenspel alhier.
De voorzitter meent zijn voorstel te moeten herhalen.
De heer Van Mierlo is daar wel niet tegen, maar vreest,
dat candidaten zich zullen opdoen, die ruim zullen bezoldigd
willen worden. Voor zich zou spreker zich dan ook willen
bepalen tot hen, die gesolliciteerd hebben.
De voorzitter bedoelt ook enkeldesnoods eene oproeping
te doen. Ook den heer Kleijn te Middelburg zoude voor
lichting kunnen gevraagd worden.
De heer De Booy gelooft weldat het wenschelijk is de
stukken te verzenden aan burgemeester en wethouders, om
bereids de sollicitanten proeven van bekwaamheid te laten
afleggen. Beurtelings kunnen zij het carillon bespelen en
zich reeds nu bekend maken met registers, enz.
De hee.' Van Hal vindt het wat kras, te spreken van
registers, die er niet zijn. Hij heeft gemeend dit den
spreker wel onder het oog te moeten brengen.
De voorzitter herhaalt zijn voorstel om de adressen te
stellen in handen van burgemeester en wethouders.
De heer De Booy betuigt den heer Van Hal zijn dank,
dat hij hem het stilzwijgen heeft opgelegd, en beweert, dat
er wel registers bestaan.
De voorzitter geeft den heer De Booy te kennen, dat de
heer Van Hal hem niet het stilzwijgen heeft opgelegd, maar
alleen hem eene opmerking gemaakt heeft.
Daarna wordt het voorstel van den voorzitter
goedgekeurd.