48 11 April 1891. 18». Ontwerp-adres aan de Provinciale Staten van Noord brabant, strekkende ter bekoming van de jaarlijksche subsidie ten behoeve van het stads-teekeninstituut alhier. Na voorlezing van bedoeld adres wordt dit zonder bedenking goedgekeurd. 19°. Missive van de Gedeputeerde Staten van Noord brabant van den 2den April 1891, G, n°. 92, 2de afd. lste bureau, daarbij toezendende eene missive van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche zaken, van den 26sten Maart 1891, n°. 589, afd. O, houdende te kennen geven, dat aangezien de heeren Rijkens, Van Gelder en Was bij het in werking komen der wet op het hooger onderwijs niet aan eene Latijnsehe School of een Gymna sium geplaatst waren, zij de bevoegdheid missen thans van de aanspraak op pensioen afstand te doendat mitsdien het gemeentebestuur van Breda wordt uitgenoodigd, om zoowel voor deze als voor de andere leeraren bij het Gymnasium den grondslag voor pensioensbijdrage vast te stellen, met bepaling tevens vaD den dag, waarop die vaststelling moet gerekend worden te zijn ingegaan; zullende het echter wenschelijk wezen dien datum, sedert welken ook de bij drage voor pensioenen verschuldigd is, niet te stellen vóór 1 Januari 1891. In verband met dit schrijven wordt den Raad voorgelegd het volgend ontwerp-besluit «De Raad der gemeente Breda; »Gelet op artikel 38 der wet van 9 Mei 1890 Staatsblad »n°. 78), tot regeling van de pensioenen der burgerlijke «ambtenaren «Gezien de missive van Heeren Gedeputeerde Staten van «Noordbrabant, van den 2den April 1891, G, n°. 92, 2de «afd., lste bur., daarbij lezing gevende van eene missive «van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche «Zaken, van den 26sten Maart 1891, n°. 589, afd. O,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 48