11 April 1891. 49 «volgens welke de heeren Rijkens, Van Gelder en Was, «leeraren aan het Gymnasium, aangezien zij bij het in «werking komen der wet op het hooger onderwijs niet aan «eene Latijnsche school of een Gymnasium geplaatst waren, «thans de bevoegdheid missen van de aanspraak op pensioen «afstand te doen; met uitnoodiging zoowel voor deze als «voor de andere leeraren bij het Gymnasium den grondslag «voor pensioensbijdrage vast te stellen «heeft besloten «de grondslagen voor de berekening van de bijdragen voor «pensioen van de leeraren aan het Gymnasium te Breda, «worden vastgesteld op het bedrag hunner jaarweddente «weten: «van dr. Pier Hoekstra, rector, voor Latijn en «Oude Geschiedenisf 3000 «van dr. Willem Caland, conrector, voor Latijn «en Grieksch'2500 «van Inne Ruurds Wijga, leeraar in Latijn en «Grieksch2000 «van Wolter Uges, leeraar in Nederlandsch en «Geschiedenis2200 «van Cornelis Goedeljee, leeraar Fransch 1000 «van Cornelis Jacobus Vierhout, leeraar Hoogduitsch 850 «van Meindert Gerardus van Neck, leeraar Engelsch 775 «van Herman Albert Rijkens, leeraar Aardrijks- «kunde700 «van dr. Eduard August Otto Was, leeraar in de «Wiskunde2300 «van dr. Friedrich Wilhelm Karl Hedick, leeraar «in de Natuurkunde400 «van dr. Johan Daniel Reinier Scheffer, leeraar in «de Scheikunde en Natuurlijke Historie400 «van dr. Hendrik van Gelder, leeraar in de Oude «talen en Geschiedenis2000 «met bepaling, dat dit besluit zal gerekend worden te «zijn ingegaan den eersten Januari 1891". Het voorgelezen ontwerp-besluit wordt goedgekeurd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 49