56 16 Mei 1891. De heer De Booy is het met de beide eerste sprekers eens. Reeds in de geheime vergadering van den llden April 1891, waarvan alsnu het geheim is opgeheven, is door hem er op gewezendat gehandeld is in strijd met art. 44c der gemeentewet. Over de onderwerpelijke zaak had in be sloten vergadering noch beraadslaagd noch een besluit ge nomen mogen worden. Van heropening der openbare vergadering is spreker met andere leden niets bekend geweest. De voorzitter is van oordeel, dat als het nu gesprokene wordt opgenomen in de notulen van dezen dag, het ver melde in de notulen van 11 April van zelf wordt toegelicht. Bovendien wat in de notulen staat zegt de heer Van Mierlo is juist zoo gebeurd. Of het besluit nu wettig of onwettig is, doet niets af aan het vermelde in de notulen. De heer De Booy meent uit de woorden van den heer Van Mierlo te mogen opmaken, dat deze zelf twijfelt aan de wettigheid van het gebeurde. Dit moet antwoordt de voorzitter aan het oordeel van den heer Van Mierlo zeiven worden overgelaten. Vervolgens vraagt de voorzitter, of ook verdere beden kingen zijn tegen de goedkeuring der voorgelezen notulen? Dit niet het geval zijnde, worden deze onveranderd goed gekeurd en vastgesteld. Alsnu stelt de voorzitter aan de orde: A. Ingekomen stukken: 1». Afschriften van besluiten van de Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, waarbij worden goedgekeurd de raadsbesluiten van 11 April 1891, ten eerste tot wijziging der begrootingen voor 1890 en 1891als a. dato 23 April 1891, G,n°. 3/3, om in de begrooting voor 1890 af te schrijven van Hoofdstuk VI, afd. 2, art. 12, 19,29 en die som over te schrijven op Hoofdstuk VI afd. 2, art. 2;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 56