72 23 Mei 1891. Vóór waren de heeren: Backer, Van Hal, Van Mierlo, Guljé, Heijlaerts, Van Aken, Vreede, Teychiné en de voorzitter. Tegen de heeren: Van Dongen, De Booy, Pels Rijcken, Rombouts, Nelissen, Klep en Van Dam. De heer De Booy meent te hooren, dat de koopvoor- waarden reeds zouden afgehandeld zijn. Dit is z. i. niet zoo, dewijl ze alleen in besloten vergadering besproken zijn. De voorzitter zegtdat de voorwaarden behooren tot de uitvoering van het besluit, en worden vastgesteld door burgemeester en wethouders. Alleen zijn ze in den Raad gebracht om bijzondere reden. De heer De Booy gelooft niet dat het vaststellen der voorwaarden blijft buiten de competentie van den Raad. De heer Van Mierlo herinnert, dat in de vorige openbare vergadering van den Raad de besproken voorwaarden zijn ter tafel geweest en is van oordeeldat het vaststaatdat de koop op die voorwaarden geschieden zal. Niemand voert verder het woord. Wordt alzoo besloten den vooromschreven aankoop tot stand te brengen, overeenkomstig de voorwaar den, behandeld in de vergadering van den lOden Mei 1891. 2°. Voorstel van den heer Klep, tot oprichting eener drijvende gemeentelijke zweminrichting en daarvoor 12000 beschikbaar te stellen. De voorzitter verzoekt den secretaris dat voorstel voor te lezen. (Is in extenso opgenomen in de notulen van dezen Raad van 10 Januari 1891, B, n°. 2.) De heer De Booy acht het noodzakelijk aan te toonen, dat het oprichten eener bad- en zweminrichting reeds breedvoerig besproken is in de raadszitting van 10 Decem ber 1887. Spreker releveert het in die zitting gesprokene door verschillende leden en herinnert, dat toen is gevoteerd f 4000. De heer Klep was in die vergadering niet tegen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 72