76
23 Mei 1891.
Om nu niet in strijd te komen met het votum van '1887
geeft spreker in overweging eenvoudig het principe uit te
maken zonder te gewagen van eene geldsomwelke zonder
meerdere gegevens toch niet kan vastgesteld wordenen
dan burgemeester en wethouders uit te noodigen een uit
gewerkt plan over te leggen.
De heer Heijlaerts maakt opmerkzaam, dat reeds in 1887
het beginsel uitgemaakt is. Alleen is het besluit niet uit
gevoerd. Toen is spreker geweest vóór de oprichting eener
bad- en zweminrichting. Nu begrijpt spreker niet, waarom
nogmaals dit punt moet uitgemaakt worden.
De voorzitter is van oordeel, dat de Raad in dwaling
verkeert. In 1887 gold het de verbetering van de rivier
de Mark, in verband met de oprichting eener bad- en
zweminrichting, waarvoor een toenmalig lid ijverde. Die
oprichting is niet zulk eene lichte zaak. Elders zijn snel-
strooinende rivieren, maar hier worden die gemist. Het
verhang der Mark is boven de stad groot en beneden de
stad klein, terwijl het geheele verloop slechts is twee
meter. Niet zeldzaam kan men bij de Hooge brug onreine
stoffen zien dwarrelen. De zaak is niet uit het oog ver
loren maar de overwegingen zijn afgestuit op de kosten
van aanleg, welke elders aanzienlijk zijn geweest. De eenige
geschikte plaats voor de oprichting eener gemeentelijke
zweminrichting moet gezocht worden boven de militaire
zwemkom. Daar ten minste is eenig stroomend water. Op
prijs stellende eindigt spreker het voorstel van den
heer Klep, komt het hem 't best voor, eenvoudig eene be
grooting van kosten te laten maken.
De heer Vreede wenscht te betuigen, dat hij met het
idee zeer ingenomen is. Vroeger is spreker zelf de voor
steller geweest. Toen was het plan de inrichting te brengen
boven de militaire zweminrichting en werd eene som op
de begrooting gébrachtmaar de gemeente kon in dien tijd
nog niet over dien hoek beschikken. Spreker zou gaarne
de inrichting willen geplaatst zien boven de stadter wille
van het zuiverder water en niet op de plaats door den heer