23 Mei 1891.
77
Klep aangewezen. Voorts verklaart spreker te zijn vóór
eene vaste en niet voor eene drijvende inrichting.
De voorzitter zal daarin geen keus doenmaar het komt
hem voor, dat voor de som van f 12000 onmogelijk het
verlangde lot stand te brengen is.
De heer Van Hal zegt, dat hetgeen hij wilde in het
midden brengen reeds voor een goed deel door den heer
Vreede gezegd is. Het idee in 1887 was om iets op te
richten a l'instar van de thans bestaande militaire zwem
inrichting, alsook om niet in concurrentie te komen met
de alhier bestaande particuliere inrichtingen. In de mede-
deeling der reden, waarom toentertijd het plan niet tot
uitvoering is gekomen, was de heer Vreede zeer correct.
Spreker is van oordeeldat een drijvende inrichting te
veel zal kosten en acht de plaats door den voorsteller be
oogd niet gelukkig gekozen. Zou ook de Academie daar
niet tegen in verwering komen? Bovendien is zulk eene
vormlooze kast hinderlijk voor de bewoners van de be
lendende panden, 't Water is zooals de heer Vreede
gezegd heeft boven de stad zeer zuiver. Aan de op
richting van het voorgestelde wil spreker wel f 4000 be
steden, maar niet meer. Immers voor gegoeden bestaat
de gelegenheid zich te baden en te verfrisschen. Ook heeft
de heer Klep in de memorie van toelichting, gevoegd bij
zijn voorstelgewaagd van het misbruik dat gemaakt wordt
van de publieke wateren. Daaraan zegt spreker zijn
niet het minst de militairen schuldig, ondanks er eene
militaire zweminrichting bestaat.
De heer Van Mierlo gelooft ookdat er aan den Singel
eene straat zal gemaakt worden
De voorzitter herinnert nog, dat na 1887 is opgericht het
waterschap van de Bovenmark en daarmede in verband de
zweminrichting niet tot stand gekomen is.
De heer Klep wenscht nader te verklaren, dat hij bereid
is mede te gaan met alle verbeteringen die de Raad oor
deelt in zijn voorstel te moeten brengen. Spreker heeft
gehoord het voorstel van den heer Van Damte weten
om het voorstel tot oprichting af te scheiden van de geld-