23 Mei 1891. 79 3°. Schriftelijk voorstel van den heer De Booy, om aan het besluit tot heffing van staangelden voor tenten, kramen en uitstallingen op de kennissen en jaarmarkten, van 6 Mei 1856, toe te voegen een artikel, luidende: »Van betaling van marktgeld worden vrijgesteld de belastingschuldigen die door kwitantie kunnen aantoonen, dat zij voor hunne tenten of dergelijke, de belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden alhier betaald hebben" met nader voorstel van den heer Smits, gedaan in de vergadering van den 7den Februari 1891strekkende om in het heffingsbesluit van belasting op tooneelvertooningen en openbare vermakelijkheden art. 3, bepalende, dat bij jaarmarkt of kermis het dubbele van het verschuldigde zal geheven worden, geheel te doen vervallen. (Het voorstel van den heer De Booy is in extenso opge nomen in de notulen van dezen Raad van den 18den Octo ber 1890, A, n°. 9, bladz. 236.) De voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen het prae-advies van burgemeester en wethouders in zake het voorstel van den heer De Booy. (Reeds in extenso opgenomen in de notulen van dezen Raad van den 7den Februari 1891, A, n". 9, blz. 16). Nadat voorlezing daarvan geschied is, wenscht de lieer Van Mierlo beraadslaging over het voorstel van den heer Smits. De voorzitter betwijfelt, of dat wel een voorstel geweest is. De heer De Booy heeft alle zekerheiddat ten deze dooi den heer Smits een voorstel gedaan is; een voorstel, dat van wijdere strekking is dan het zijne, waarom hij dan ook zijn eigen voorstel wil prijs geven. Ware het voorstel aangenomen, dan zou het circus Carré in deze gemeente gekomen zijn. Het voorstel van den heer Smits strekt, om de dubbele belasting bij kermis of najaarsmarkt tot de enkele te bepalen. De heer Guljé geeft daarop lezing van artikel 3 van het besluit tot heffing van belasting op tooneelvertooningen en openbare vermakelijkheden, en zegt, dat de voorstellen van de heeren De Booy en Smits twee verschillende zaken zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 79