100 «plicht betracht hebben, liet grievend vindt dat raad, «dagelij ksch bestuur, commissie en deskundigen op eene «onbillijke wijze in verschillende publieke organen «worden aangevallen en door die ongegronde aantij- «gingen de ingezetenen dezer gemeente geheel op «een dwaalspoor zouden kunnen worden gebracht. «Doordrongen van de noodzakelijkheid dat de ge- «meente spoedig van goed drinkwater worde voorzien, «acht Uwe commissie hare taak dan ook niet volein- «digd na het mislukken van de eerste [pogingen, «maar gaat zij voort met haar onderzoek, waar «het geschikt terrein te vinden voor de prise d'eau «der waterleiding. «Zij kan den raad mededeelen, dat zij reeds confe- «rentiën gehad heeft met den deskundige, den heer «Schotel, die, vergezeld van den architect en leden «der commissie, andere terreinen heeft opgenomen «en daarvoor nog zal opnemen, en ter bespoediging «van de zaak komt nu reeds Uwe commissie den raad «aanvragen om, wanneer er een terrein gevonden «zal zijn dat geschikt voorkomt voor de prise d'au, «alsdan tot het doen van de noodige boringen aldaar «eene som van f 2000 tot dekking van de kosten «disponibel te stellen. «Die som zal alleen strekken voor het maken van «de onkosten, dewijl de deskundige, de heer Schoïei., «zich bereid verklaard heeft, die werkzaamheden zon- «der eenig salaris te doen «De slotsom van dit rapport is alzoo «Ten eerste «Dat aan Z. E. den Minister van Financiën worde «geantwoord, dat de [raad de voorwaarden door de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 100