103
geheel ten onrechte door den vorigen spreker ge
bezigd is en dit als de nagalm is te beschouwen van
hetgeen in de publieke organen is te berde gebracht.
Eveneens wordt de bekwaamheid van den heer
Sciiotel in twijfel getrokken. Doch als eens alle
geleerden van Europa ten deze aan het werk geweest
waren en hun was de wet voorgeschreven gelijk
thans geschiedt is, dan zou geen andere uitslag als
nu verkregen zijn. Spreker herhaalt wat in het
rapport vermeld staat, dat allen die ter zake hebben
medegewerkt, hun plicht naar hehooren gedaan hebben.
Niet is de schuld te wijten aan den heer Schotel,
maar aan de omstandigheden, waartegen niets ver
mocht,
De heer Heijlaerts wil niet geacht worden, beweerd
te hebben dat de commissie niet diligent geweest
zou zijn, ook niet dat hij twijfelt aan de bekwaamheid
van den heer Schotel. Zijn inzicht in de zaak is
gebleven, gelijk die van den beginne was. Niet had
de commissie zoo begrensd moeten zijn in voorlichting.
Sprekers wensch is enkel, dat garantie besta, en
baseert zijn voorstel opnieuw op hetgeen hij gezien
en gehoord heeft; herhalende en betoogende, dat hij
de commissie niet van indiligentie verdenkt, maar
haar in de gelegenheid wil stellen een technisch man
te plaatsen tegenover of naast den heer Schotel, tot
steun der commissie.
Het voorstel van den heer Heijlaerts zegt de
heer Pels Rijcicen is reeds eenmaal gedaan en
toen afgestemd. De omstandigheden zijn niet ver
anderd. Zou het echter nu worden aangenomen, dan
kan daarin niets anders gezien worden dan eene