136 een gelijk getal door burgemeester en wethouders. Dat zijn alzoo twee voordrachten. Artikel 0 daaren tegen beperkt de benoeming van den directeur op de enkele voordracht van een dubbeltal candidaten van de administratie der Bank. Er bestaat derhalve verschil. En die bepalingen schijnen gelijkluidend met vroeger, al zijn ook andere uitgevallen, zooals spreker bij vergelijking gebleken is en door hem nader wordt aangetoond. De heer Sassen zegt, dat wanneer het voorstel Rombouts niet was ingediend, de commissie de restrictie in haar schrijven niet zou gemaakt hebben. Werd toch dat voorstel aangenomen, dan zou de voor dracht enkel gelijk staan met een aanbeveling. De heer De Booij verklaart met veel genoegen het voorstelRombouts gehoord te hebben, en betreurt bet dat het onder den druk van de commissie dei- Bank, welke dat voorstel niet goed gezind is, is inge trokken. Vervolgens wil spreker eene beschouwing leveren over het vroeger gebeurde in de Bank, doch laat dit punt, als tot het verlederie behoorende, los, om ten slotte te verklaren, dat, als de heer Rombouts een voorstel zou doen tot wijziging van het reglement, dit door hem zou ondersteund worden. Vervolgens wordt overgegaan tot stemming met gesloten briefjes, waarvan de uitslag is dat verkrijgen A. J. B. Stap f4 en A. .1. van Roessel 3 stemmen, zoodat tot directeur der Stads-Bank van Leening alhier benoemd is de heer A. J. B. Stap, thans rentmeester bij het burgerlijk armbestuur te Breda, op de aan die betrekking verbonden jaarwedde van één duizend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 136