15 servituut te vestigen ten behoeve der belendende eigenaren. Daarop geèft de beer Guljé te kennen, dat de voor waarden in dier voege zijn ingericht, dat als de eige naars van het te bouwen huis en van het huis van üevet het eens zijn, de gang zal kunnen verdwijnen. De heer De Booy, gehoord hebbende het bezwaar van den heer Van Dam, dat eventueel ter plaatse een bier- of koffiehuis zou kunnen opgericht worden, zegt, dat alles beheerscht wordt door de voorwaarden, die aan dat bezwaar zonden kunnen te gemoet komen. De heer Kom ho cts ondersteunt den lieer De Booy en wenscht met hem bepaald te zien, dat ter plaatse noch een bier- of koffiehuis of eenige inrichting zal ge vestigd worden, alwaar sterke drank verkocht wordt- De heer Guljé maakt indachtig dat de verkoop van sterken drank van zelf door de drankwet belet wordt. Vervolgens brengt de voorzitter in stemming: lu. Het voorstel van den lieer De Booy. Dat voorstel wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen. Vóór waren de heeren: Veeede, Heylaeets, Rom- bouts, De Bont, Nelissen, Sassen, Guljé, Van Hal en De Booy. Tegen de heerenVan Mieelo en de voorzitter. 2°. De openbare en onderhandsche verkoop van gron den, zooals die hiervoor letters a, en b omschreven is. Wordt daartoe besloten met 8 tegen 3 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 15