463 «geldt, zijn zij echter gereleveerd, om voorop te «stellen, dat burgemeester en wethouders steeds «bereid waren, gelijk adressant bevestigt, binnen «de grenzen der politie-verordening, het belang «der ingezetenen in de hand te werken. Wanneer «neringdoenden het o. a. noodig achten, hunne «winkelgoederen te beschermen tegen den na- «deeligen invloed der zon, dan wordt nietgeaarzeld «tot wederopzegging vergunning te verleenen tot «liet uithangen van zonneschermen ter bepaalde «afmeting. «Iets anders is het hangen van réclameborden «in het Valkenberg. Door burgemeester en wet- «houders is inderdaad aanvankelijk aan den heer «Joosen vergund een zoodanig bord tegen den «muur van het Begijnhof in het Valkenberg op «te hangen. De ondervinding leerde echter al «dadelijk, dat hét bord misplaatst was en een «weinig behaaglijken aanblik opleverde. «Toch zouden burgemeester en wethouders niet «zoo spoedig tot de intrekking der betrekkelijke «vergunning besloten hebben, hadde zich niet «liet geval voorgedaan, dat weldra eene aanvrage «van een ander neringdoende inkwam, die mede «tegen denzelfden muur een reclamebord wenschte «te plaatsen. «Zóó dreigde de bewuste muur allengskens indien bet woord ons geoorloofd is eene «staalkaart te worden van reclameborden, die «natuurlijk in allerhanden vorm en in verschil- «lenile grootte en kleuren zouden worden aan- «gebracht, weinig passend in de omgeving en oniet tot sieraad der openbare wandelplaats. «Dit te verhoeden gaf aanleiding, dat op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 163