464
«tweede aanvrage afwijzend werd beschikt en
»de reeds aan den heer Joosen verleende tijde-
»lijke vergunning, werd ingetrokken.
«Het beginsel van gelijk recht werd hierdoor
«stipte I ijk gehandhaafd
«Burgemeester en wethouders ineenente mogen
«verwachten, dat de overweging die hen geleid
«heeft tot hun voornoemd besluit, ook den Raad
«zal doen besluiten, principieel afwijzend op het
«verzoek van den heer Joosen te beschikken,
«doch hem, overeenkomstig zijn verzoek, het
«motief te doen kennen, dat aanleiding heeft
«gegeven om de verleende vergunning in te
«trekken."
Breda, 21 April 1892.
Burgemeester en wethouders:
VAN AKEN, loco-burgemeester.
A. R. VERMEULEN, 'secretaris.
i)e heer De Boom kan wel vatten de aanleidende
oorzaak tot het intrekken der vergunning, maar vraagt:
Zal het bord van Joosen vooriemand hinderlijk zijn
't Hangt bovendien tegen het eigendom van een ander.
De heer Temchiné spreekt over het zoogenaamde
recht van neuzeldrop en andere aan .eigendommen
verbonden rechten en ontleent daaraan net gevoelen,
dat de gemeente niet het recht heeft het bord ter
plaatse te verwijderen.
De heer Pels Rmcken weerspreekt het recht van
neuzeldrop en andere rechten, die wel eens genoemd
worden. Dat alles, zegt spreker, is erroneus. De