193
getal sollicitanten zich zal opdoen. Men ziet, hoe
men sukkelt. Misschien doet zich later niemand op.
Men hangt geheel af van de probabiliteit. En daarom
geeft spreker in overweging eene der candidaten te
benoemen tegen primo September.
De heer Romböets verklaart het voorstel van den
heer Van Dam te ondersteunen. Slechts van twee
personen zijn de stukken aanwezig, zoodat eigenlijk
aan den minimum eisch der wet niet voldaan is. Na
15 Augustus meent spreker een grooter getal sollici
tanten zeker te mogen verwachten, er bijvoegende,
dat de oproeping thans op het meest ongunstige
tijdstip heeft plaats gehad. Ook acht spreker eene
latere benoeming meer in het belang van het onder
wijs, waarin tijdelijk naar behooren is voorzien.
De heer Vreede, meenende dat de door de sollici
tanten overgelegde stukken in orde zijn, vraagt, of
het wel goed is, eerst eene oproeping te doen en
dan de benoeming uit te stellen.
De heer 1)e Rooi.) acht zich niet gerechtigd zijne
stem uit te brengen, dewijl eene keuze door hem
niet kan bepaald worden, en verklaart méé te gaan
met de zienswijze van de heeren Van Dam en Rom-
bouts.
De heer Sassen gelooft wel, dat eene der sollicitanten
spoedig in dienst zal kunnen komen.
De heer Pels Rijcken is er vóór, alsnu de benoe
ming te doen, niet alleen omdat er zoo weinige
candidaten zijn, in het bezit der gevorderde acten,
maar omdat spreker vreest, dat bij vermeerdering