207 »Op dien brief vermeent Uwe commissie dat «niets anders geantwoord kan worden dan dat «Gerardus van Unnik volkomen het genot «heeft gehad van hetgeen hem verpacht is, en «derhalve geen termen hoegenaamd zijn om «hem iets te restitueeren. y>Ten aanzien van sub. N°. 6: besluit en Miiissive Gedeputeerde Staten: «Om aan tien wensch van inlichtingen te verkrij- «gen omtrent de kwestie tusschen de gemeente «en den tegenwoordigen pachter gerezen, te «voldoen, zal het best zijn aan Gedeputeerde «Staten toe te zenden afschrift van het rapport, «in den Raad van 8 Augustus 1891 uitgebracht. «En ter beantwoording van de vraag, waarom «aan J. Schets de pacht tot ultimo April 1893 «zal worden afgestaan, moet verwezen worden «naar de hiervoor aangeduide onzekerheden, «omtrent het recht van de gemeente op den «grond, waarop de in huur te geven gebouwen «staan. «Na al het vooraangehaalde adviseert Uwe «commissie «dat op den brief van mr. Ingen-Housz zal «geantwoord worden, dat voor de beëindiging «der procedure met J. Schets bij transactie «wordt aangeboden «voldoening van de bedragen der ingediende «staten van kosten en voor schadevergoeding «een bedrag van 100, en dat wanneer daar- «mede geen genoegen wordt, de gemeente de «voortzetting der procedure zal afwachten; «dat aan de requestranten tot verkrijging van «pacht zal worden geantwoord, dat op een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 207