216 burgemeester en wethouders werden uitgenoodigd eene oproeping voor marktmeester te doen en eene aanbeveling van twee personen den Raad aanboden. De heer De Boou doet opmerken, dat de verorde ning van 1856 op de kermis en najaarsmarkt niet gewaagt van een marktmeester. Wel spreekt daarvan de verordening op de dagelij ksche markt, maar nooit is bedoeld een dienaar van politie tot marktmeester te benoemen. Men spiegele zich aan hetgeen te 's-Bosch is voorgevallen. Spreker juicht het plan van den heer Rombouts toe, doch meent er nog op te moeten wijzen,, dat niet bestaat eene instructie voor den marktmeester, gelijk er mede eene door spreker ontworpen en voorgedragen is. Eene instructie voor den marktmeester bestaat er wel zegt de voorzitter, waarop die instructie wordt voorgelezen. Zulk een instructie kan niet gelden zegt de de heer De Booij voor een marktmeester die zijn eigen controleur is. De heer Pels Rijcken gelooft, dat de zaak goed geregeld is. Wel draagt artikel 145 der gemeentewet de benoeming van alle ambtenaren aan den Raad op, maar enkel zoover niet bij plaatselijke verordening de benoeming aan anderen is opgedragen. In de verordening van '1888 is de macht van benoeming van een marktmeester gelegd in handen van burge meester en wethouders. En waarom moet dat nu veranderd worden vraagt spreker? Men zegt, dat het belang dei' gemeente dat vordert, omdat de belasting meer zou opbrengen. Maar daarin ziet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 216