dienaren uitsluitend aan het hoofd der politie behoort,
dan is ondergeteekende geene verordening noch regle
menteering' denkbaar, zonder de rechten van dezen te
krenken en zou het door de comtnisse en den raad go-
wenschte doel nimmer bereikt worden.
De burgemeester toch geeft wel mnbtsinstructiën, maar
alle verordeningen of reglementeering behoort bij den raad,
waarvan de uitvoering slechts aan het dagelijksch be
stuur behoort.
Om de vergelijking met eene levensverzekering te niet
te doen, beroept de commissie zich op art. 5 der pen
sioenwet, die slechts na tien jaren werkt.
Hoewel dit een punt van ondergeschikten aard is,
vermeent ondergeteekende uwen raad naar art. 6 dier
verordening te moeten verwijzen, die de ambtenaren en
bedienden recht geeft op pensioen, wanneer zij in of
door de uitoefening hunner bediening voor den dienst
ongeschikt worden.
Juist nu zou door de aanneming van zijn voorstel
menig misbruik worden voorkomen en meer zekerheid
worden verkregen, dat die gebreken inderdaad door den
dienst zijn ontstaan.
Maar de commissie is in gebreke gebleven het nadeel
van zijn voorstel aan te wijzen dat daaruit voor het
pensioenfonds zelf zou voortspruiten en stelt onderge
teekende daartegen over:
l". dat het in niets reageert tegen de belangen der
reeds in dienst zijnde ambtenaren en bedienden
2°. dat het fonds wel verre van in waarde te ver
minderen, door zijn voorstel voor alle belang
hebbenden natuurlijk in waarde toeneemt;
3°. dat door de aanneming van zijn voorstel oneindig
meer waarborg dan tot heden wordt verkregen
voor geschikt personeel, waaronder zeer zeker