236
door den voorzitter bedoeld, heeft eene goede renom
mee. Zonder iemand te na te willen spreken, gelooft
spreker, dat alhier niemand alle werktuigen voor
het uitvoeren van het werk bezit. l)e aannemer
zoude zich derhalve de noodige instrumenten hebben
moeten aanschaffen, of wel de gemeente had ze in
huur moeten nemen, en dan zou dit een deficit voor
de gemeente hebben opgeleverd.
De heer Klep zegt eenzelfde werk te zijnen woon-
huize te hebben laten verrichten, en kan op grond
daarvan verklaren dat de benoodigde werktuigen
miniem zijn. Spreker blijft van oordeel, dat het
werk wel door Bredanaars had kunnen uitgevoerd
worden.
De heer Guljé herinnert, dat het werk, al is het
niet bepaald aanbesteed, toch naar tarief geschiedt.
Voor den eersten meter wordt zóóveel en naar mate
men dieper gaat wordt meer betaald. Spreker kan
verzekeren, dat dooi' den persoon wien het werk is
opgedragen, elders goede 'proeven van zijne bekwaam
heid geleverd zijn.
De heer De Booij zegt, dat alzoo het feit wordt
geconstateerd, dat niemand in Breda het werk kan
verrichten. Wel beweert de heer Klep het tegendeel,
maar is er niemand, dan is de zaak opgelost.
De voorzitter meent dat de heer Klep niets bewezen
heeft, en vraagt om een of meer namen te noemen
van personen in deze gemeente, die in staat zijn
het werk uit te voeren.
De heer Klep houdt staande, dat er voor het