28
liet aantal dienaren van politie een groot aantal
inneemt, welk aantal met de toenemende bevol
king dreigt grooter te zullen worden;
4°. dat naar zijne overtuiging geen anderen uitweg
openstaat om tot de bij de begrooting gebleken
wenschen tot verbetering te geraken, dan door
het door hem aangegeven middel aan te nemen.
Ten aanzien van voorstel h\
stelt de commissie de aannemelijkheid daarvan voor,
omdat het ontslag steeds aan het pensioen moet voor
afgaan, en verder, acht de gemeente de diensten van
eenen ambtenaar niet meer in het belang der gemeente
wenschelijk, dan geeft zij aan zoodanigen ambtenaar
zijn ontslag.
Ondergeteekende begrijpt terecht, dat het ontslag
aan het pensioen moet voorafgaan, en bezwaarlijk valt
uit de redactie van zijn voorstel eene andere meening
te concludeerenwant zij, die het recht ,ip pensioen
volgens art. 4 hebben verkregen en door het dagelijksch
bestuur zonder hnnne aanvragen, wegens andere onge
schiktheid in den dienst der gemeente, toch ter pen
sioneering kunnen worden voorgedragen, ligt van zelf
het beginsel van ontslag tot grondslag.
Ook hier ziet de commissie over het hoofd dat niet
de gemeente maar het hoofd der politie de dienaren der
politie ontslaat, die hunne rechten op pensioen kunnen
doen gelden.
Dat er onafzetbare ambtenaren bij de gemeente on
bekend zijn, betwist ondergeteekende niet, evenmin als-
dat de commissie vrijheid mocht vinden om van hen te
verwachten, dat hij de stelling zou zijn toegedaan, dat
men iemand tegen zijn wil het recht op pensioen zou
kunnen opdringen als deze zulks niet verlangt.
.Tuist omdat dit verlangen door den rechthebbende