242 Primo. Met intrekking van zijn te dezer zake «genomen besluit in de vergadering van 27 Maart «1886, dat de benoeming van den marktmeester «in deze gemeente, naar aanleiding van artikel «3 van het besluit tot het heffen van een marktgeld «op de dagelij ksche algemeene markt te Breda, «vastgesteld bij raadsbesluit van 4 Augustus 1888 «en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 5 «October 1888, N°. 15, tegen 1". Januari 1893 «zal geschieden door den Raad op eene aanbe- «veling van twee personen, door burgemeester «en wethouders in te dienen, na voorafgaande «oproeping van sollicitanten; terwijl deze titularis «tegelijkertijd zal zijn de marktmeester voor de «jaarmarkt en kermis. vSecundo. Dat in verband met het bovenstaande «de Raad een instructie zal geven aan den markt- «meester en daarin zal worden opgenomen de «bepaling, dat bij zal stellen eenen zakelijken «borgtocht ten bedrage van drie honderd gulden. Toelichting op voorstel N°. 1. «Het denkbeeld, dat ondergetéekende bij het «doen zijner voorstellen heeft beheerscht, is om de «bestaande verordeningen ter zake van het markt- «wezen onveranderd te behouden. Dit scheen «wenschelijk, omdat burgemeester en wethouders «verklaard hebben, dat die verordeningen nog «altijd goed werken en de voorgestelde veran- «deringen den aard der belasting niet treffen. «Uit elke verandering toch, welke in het heffings- «besluit zelf gebracht werd, betzij een duidelijker «omschrijving, hetzij eene toevoeging, zoude «voortspruiten, dat opnieuw de Koninklijke goed-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 242