liet pensioenfonds en de verzekeriugs-niaatschappijen twee verschillende zaken en onafzetbare ambtenaren kent de gemeente niet. De heer Du Booy zegt eeue memorie van antwoord ingediend te hebben op het rapport der pensioen-com missie en wenscht dat die memorie met de stukken ter visie worde gelegd. Spreker treedt vervolgens in be schouwingen over de zienswijze van den heer Van Miebl') en vraagt, welk bezwaar er zijn kan tegen de voorstellen door hem ter zake gedaan? De heer Nelissen zegt, dat als het stelsel van den heer De Booy omtrent de keuring doorging, er tweeërlei ambtenaren zouden komen. Na de benoeming is men gemeente-ambtenaar, maar dan zou de keuring volgen. Alle ambtenaren kan men toch ook niet aan keuring onderwerpen. De pensioneering is aan een bepaalden leeftijd verbonden, doch onredelijk is het iemand die 65 jaar oud geworden en nog geschikt is, te dwingen den dienst te verlaten. Is hij ongeschikt, dan kan door burgemeester en wethouders worden toegepast art. 5 der pensioen-verordening. De heer Rombouts verklaart in principe het eens te zijn met den heer De Booy. Bij het rijk is een formeel geneeskundig onderzoek ingevoerd, maar de bepaling van dit onderwerp behoort niet thuis in de pensioen verordening. Deze regelt alleen het gevolg van het verkregen ontslag. Het ontslag van hoogleeraren gaat van rechtswege in op 70-jarigen leeftijd. Zulk eene bepaling heeft hare goede zijde. Burgemeester en wet houders mogen de bevoegdheid hebben het ontslag te bevorderen, van die bevoegdheid gebruik te maken is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 25