201 der begrooting 1892 aan Gedeputeerde Staten dezer provincie voor te dragen. 12. Adres van A. E. van Emden, firma J. G. van Emden Co., chocoladefabrikant, te kennen gevende dat hij heeft bemerkt, dat de Zuidwest-binnensingel begrint zal worden en de gemeente in dezelfde straat vóór de gasfabriek eene keibestrating aanlegt; met verzoek te willen besluiten, dat ook het overige gedeelte van genoemden Singel zal worden hekeid. Daarop wordt gelezen het volgend advies van burgemeester en wethouders: »Op het bijgevoegd adres van den lieer Van dEjjden, hebben burgemeester en wethouders »de eer den Raad te adviseeren, afwijzend op »het verzoek te beschikken. «Dit advies is gegrond op de overweging, dat «de financiën der gemeente het vooralsnog niet «veroorloven, overal in de buitenwijken keibe- «stratingen aan te brengen, en ook op verscbil- «lendp plaatsen, tengevolge van beperkt verkeer «van rij- en voertuigen, daartoe de noodzake- «lijkheid niet bestaat; dat het toestaan van het «verzoek alzoo eene inbreuk zou zijn, die het «standpunt, waarop de gemeente zich thans plaatst, «onhoudbaar zou maken en den weg zou banen «om alle wegen van keibestrating te voorzien." De heer Klep vraagt, of het niet mogelijk zou zijn, eenigszins aan het verlangen van adressanten te gemoet te komen. Een grintweg is in den eersten tijd bijna niet te berijden. Door nu meermalen te rollen, kon de weg spoediger hard gemaakt worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 261