een pénible zaak. Allicht wordt in zulke gevallen de weg van inschikkelijkheid gevolgd. Spreker meent niet te ver te gaan, als hij beweren durft, dat in het algemeen het meerendeel der personen, op zekeren leeftijd gekomen, niet meer de kracht bezit, om, als vroeger, werkzaam te zijn. Doch spreker her haalt: in de pensioen-verordening behoort de betrekke lijke bepaling niet thuis. De heer Van Aken stelt daarop voor, de stukken ter visie te legen voor de leden. De heer Db Booy is daar ten zeerste voor, ook met het oog op de vele leden die afwezig zijn. Daarna komt spreker terug op het gesprokene door den heer Nelissen, alsof het des voorstellers bedoeling zou zijn ambtenaren te dwingen hun ontslag te nemen. Zulk eene bedoeling zegt spreker is niet in zijn voor stel gelegen. En wat het bewijs van geschiktheid betreft, dit kon gevorderd worden vóór de benoeming. De heer Van Mierlo zag liever de zaak afgedaan. De heer Van Dam acht het beter, nu er quaestie is over het ter visie leggen der stukken of niet, om de zaak aan te houden. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, met bepaling tevens, dat inmiddels de stukken ter visie voor de leden zullen gelegd worden. Aan het einde der zaken genomen, vermeld op de agenda, vraagt en bekomt de heer Van Dam het woord, ter bespreking eener aangelegenheid, vreemd aan de orde van den dag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 26