-
289
sche Bank en daarvan aan Gedeputeerde
Staten, in antwoord op hun betrekkelijk
schrijven, mededeeling te doen, onder
overlegging der bij dat schrijven ver
langde stukken.
9. Ontwerp-besluit om in de begrooting voor den
dienst van 1892 te brengen, ten laste van art. 1 van
Hoofdstuk VIII, eene som van f 847.83, ter beëindi
ging van het geschil met den pachter van het trekpad
J. Schets; zijnde bij dat besluit mede in ontwerp
gevoegd de volgende memorie van toelichting aan
Gedeputeerde Staten
»ln de raadszitting van 2 September 1890 werd
«besloten, dat de gemeente zich in rechten zou ver
sweren in zake van den pachter van de exploitatie
«van het trekpad langs de rivier «de Mark", die de
«gemeente in vrijwaring had opgeroepen voor de
«rechtbank te Breda, welk besluit werd goedgekeurd
«bij eene beschikking van den 11 den September 1890,
»G, N". 18/36, 2de afdeeling.
«Bij vonnis der rechtbank van 28 April 1891 werd
«aangenomen, dat wel degelijk bij de verpachting
«van 16 Februari 1888 het uitsluitend recht voor
«exploitatie van het jaagpad is verpacht geworden,
«en mitsdien de vordering tot vrijwaring opgaat en
«de gemeente alzoo veroordeeld moet worden in de
«kosten van hare tegenspraak.
«De rechtskundige commissie uit den Raad advi-
«seerde dien Rand bij rapport van 8 Augustus'1891,
«welk rapport aan heeren Gedeputeerde Staten van
«Noord-Brabant in afschrift werd medegedeeld bij brief
«van 24 Mei 1892, N°. 534, dat de Raad burgemeester
«en wethouders zal machtigen, om niet den pachter