'294 »eu dat hij, ofschoon hij gedurende de zestig laatste «maanden eene percentsgewijze belooning van ge- «middeld f 3003.28 'sjaars heeft genoten, slechts tot »een bedrag van f 1400 in het pensioenfonds is «toegelaten en naar den maatstaf van f 1400 gedu- «rende meer dan zestig maanden heeft bijgedragen. «Daar adressant alzoo meer dan veertig jaren in «dienst der gemeente is geweest, heeft hij ingevolge «artikel 42 der gemeente-verordening op de pen- «sioenen recht op pensioen verkregen, welk pensioen «ingevolge artikel 10 der genoemde verordening «wordt gerekend naar de middelsom van het bedrag, «hetwelk gedurende de zestig laatste maanden van «den dienst des ambtenaars tot maatstaf heeft gestrekt «bij de berekening der verordende kortingen, welke «som volgens hiervoor gemelde deugdelijke verklaarde «verklaring, is de som van 1400. Volgens artikel «9 der pensioenverordening bedraagt het pensioen in «de gevallen bij artikel 4 voorzien, waaronder adres ssant behoort, een vijftigste deel van gezegde middel ssom, vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren, «met dien verstande echter, dat bet nimmer 1van «gezegde middelsom mag te bovengaan, en aangezien «gezegde vermenigvuldiging een grooter product zou «opleveren, moet het bedrag van adressant's pensioen «worden bepaald op dier middelsom of elf honderd «twintig gulden 'sjaars, ingegaan, volgens artikel 13 «der verordening, met den dag, volgende op dien, «waarop de wedde of belooning. naar welke het «berekend wordt, heeft opgehouden, zijnde den eer- «sten Mei 1892. »l)e commissie adviseert mitsdien den Raad dit «door adressant gevraagd pensioen aan hem te ver- slee nen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 294