349 Bijlage bij rapport B, N°. 2. Memorie van den lieer Leur, inspecteur van's Rijks telegraafwegen. »Aan den EdelAchtbaren Heer, den heer »E. Guljé, wethouder der gemeente Breda. »Gaarne wil ik voldoen aan uwe beleefde uitnoo- «diging om mijne meening te doen kennen omtrent »de voorwaarden, die naar het gevoelen van een «gedeelte van den gemeenteraad, behooren te worden «gesteld aan een eventueel concessionaris van een «openbaar telephoonnet te dezer stede. «Geen van die voorwaarden geeft mij aanleiding «tot eenigerlei bijzondere opmerking, met uitzondering «van die vermeld in de missive van burgemeester en «wethouders, dd. 27 October 1891, A, N". 799, luidende: »l)e concessionarissen zullen alle palen en steun- «punten op gebouwen moeten voorzien van eene «inrichting, die gelegenheid geeft om de electriciteit «van booge spanning in den draad opgewekt, naar «de aarde te doen wegvloeien. «Zulk eene voorwaarde is, naar mijn oordeel: 1°. op zich zelf overbodig; 2°. onvereenigbaar met eene goede werking van een telephoonnet 3". niet naar behooren te vervullen, noch bij den «aanleg, maar bijzonder niet bij het onderhoud. «Overbodig, omdat bij een goeden aanleg - en «daarop kan bet gemeentebestuur toch zeker toezicht «uitoefenen van een telephoonnet, de geleiddraden »èn ten huize van de aangeslotenen èn aan het «eentraal-telephöonbureau deugdelijk met de aarde «moeten verbonden worden. De concessionaris is «wel verplicht in zijneigen belang daarvoor te zorgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 319