320 «iedere telephoondraad is dus aan weerszijden met «de aarde geleidend verbonden. «Lang vóórdat eene eventueele lading door lucht- «electrieiteit zóó groot is kunnen worden, dat zij «materieele schade zou kunnen veroorzaken door «disruptieve ontlading, heeft zij gelegenheid zich te «neutraliseeren door de twee genoemde aardverbin- «dingen. De gemelde voorwaarde is onvereenigbaar «met eene goede werking van een telephoonnet, «omdat, zullen de afleiders aan palen en steunpunten «iets kunnen toebrengen tot bescherming van palen, «rekken en de daaraan bevestigde draden, die aflei- «ders de draden zóó dicht moeten naderen, dat bij «veranderingen in de temperatuur van de lucht, «waardoor de stand van palen en rekken, óf de span- «ning der draden, gewijzigd wordt, veelvuldige sto- «ringen worden te weeg gebracht. «Bij den Nederlandschen Rijkstelegraafdienst zijn «dan ook afleiders aan de palen, die vroeger in ge- «bruik waren, vermits de ondervinding ze had leeren «kennen als veel meer schadelijk dan nuttig, sedert «jaren reeds afgeschaft. «Er moet hierbij wel worden iu aanmerking ge- «nomen dat, hoe eenvoudig de zaak ook schijne, «het aanleggen van een goeden betrouwbaren afleider «aan palen en jukken in de buitenlucht, meermalen «aan bezwaren onderhevig is, en dat het inderdaad «eene hoogst moeielijke zaak is, voor het gemelde «doel een aantal zóó te onderhouden, dat zij volko- «men en ten allen tijde betrouwbaar blijven. «Een onderzoek naar de deugdelijkheid van de «afleiders in quaestie levert voorts slechts voor zeer «korten tijd eene voldoende zekerheid op. «De ondervinding, die ik in de laatste tien jaren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 320