321 «heb kunnen opdoen bij de telephoongeleidingen in «mijne afdeeling, heeft mij de overtuiging gegeven, »dat die geleidingen hoegenaamd niets toebrengen »tot vermeerdering van bliksemgevaar. »Op geen van die geleidingen, waaronder van vrij »groote lengte (20 KM. en meer), waarin meer dan »100 telephoontoestellen verbonden zijn, is eenigerlei «beschadiging aan gebouwen of personen ooit voor tgekomen, hoezeer de palen dier geleidingen, ten «opzichte van den bliksem, in veel ongunstiger eon- «ditie verkeeren dan bij een stedelijk telephoonnet. «Zeker, een telephoonpaal of een juk op een ge- «bouw, kan door den bliksem worden getroffen. «In datzelfde geval verkeeren echter ook de hoogere «huizen in eene stad en vooral de hoog opgaande «hoornen, laatstgenoemde veel meer dan de enkele «telephoonpalen, maar niemand zal in ernstvan het «gemeentebestuur b.v. -vorderen, dat die boomen van «afleiders zullen voorzien worden, Gemonteerde (van «draden voorziene) telephoonpalen en rekken nu vin- «den bovendien in de draden geen te verwerpen be- «scbutting. «Zoo iemand beveiliging tegen schade door den «bliksem noödig heeft, dan is liet wel de concessio- «naris. Zijne toestellen toch zouden reeds beschadigd «en wellicht onbruikbaar gemaakt worden, door zulke «zwakke ontladingen als aan elk ander ding, zij ff «rnensch, dier, gebouw, of wat overigens ook, nog «hoegenaamd geen hinder of letsel kan toebrengen. «Daarom zorgt de concessionaris er dan ook wel «voor, dat de toestellen bij de geabonneerden, die «zijn eigendom zijn en voor wier instandhouding op «zijne kosten moet gezorgd worden, van gevoelige «afleiders zijn voorzien, evenals de toestellen op zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 321