340 «Toen werd besloten, de stukken in handen van «burgemeester en wethouders te stellen, ten einde «hun advies daarover te doen kennen. «Daaraan hebben burgemeester en wethouders de «eer thans gevolg te geven. «Zij stemmen in met de zienswijze van den voor- «steller, dat een politiebeambte niet tot marktmeester «benoembaar is, noch door den burgemeester, die het wecht van benoeming mist, noch door den Raad of «burgemeester en wethouders, die niet beschikken y>liunnen over het politiepersoneel. «Alzoo zal de te benoemen functionaris niet tot het «politiepersoneel moeten behooren. Wie de benoeming doen zal, hetzij de Raad of «burgemeester en wethouders, vordert eenige meerdere «beschouwing. «Het is U bekend, dat de Raad in zijne zitting «van 27 Maart 4886 heeft uitgemaakt, dat artikel 1 «der verordening op de invordering van een marktgeld «op de dagelijksche algemeene markt zóó moest «verstaan worden, dat burgemeester en wethouders «den marktmeester te benoemen hebben. «Deze interpretatie nu kan, naar het oordeel van «burgemeester en wethouders, niet door eene tegen- «overgestelde uitlegging gevolgd worden. «Het blijft alzoo vaststaan, dat burgemeester en «wethouders benoemen den marktmeester voor de y>dagelijksche algemeene markt. «De gemeenteraad behoudt echter het recht den «marktmeester voor kermis en najaarsmarkt te be- «noemen. Doch twee marktmeesters behooren er «niet _te zijn. «In deze omstandigheden komt het burgemeester «en wethouders meest geraden voor, dat voorbedoeld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 340