406
baar, omdat de wedde komt ten laste van de admi
nistratie der Bank.
Maar kan vraagt de heer Heijlaerts de
Bank de grootere uitgaaf lijden?
Waarop de beer Sassen antwoordt dat, wanneer
ooit, nu zeer zeker de verhooging van wedde gerecht
vaardigd is. Behalve dat de secretaris-schatter borg
tocht moet stellen, wint de tegenwoordige titularis
scbattingskosten uit, die vroeger afzonderlijk moesten
betaald worden. Spreker kan verzekeren dat de
voorgestelde hoogere wedde ten volle verdiend is.
Be heer Vreede is er voor, de zaak niet uit te
stellen. De commissie van de Bank is ten deze het
best op de hoogte. Spreker stelt mitsdien voor, eene
beslissing te nemen.
De heer De Bont en meerdere leden verklaren
dit voorstel te ondersteunen. Daarop wordt overge
gaan tot stemming.
Aan den naam van den heer Rombohts gekomen,
verklaart de-ze moeielijk zijne stem te komen uit
brengen, omdat hij spreker nog altijd de vraag weegt,
of de toestand der Bank de meerdere uitgaaf toelaat.
De heer Sassen gelooft wel, dat zulks het geval
is, terwijl spreker voorts alsnog doet opmerken, dat
de verhooging eerst zal ingaan 1 Januari 1893.
Het is niet de vraag zegt de heer Nelissen
of de Bank de volle renten zal kunnen betalen. Daar
naar kan niet de wedde van den beambte geregeld wor
den. De vraag mag enkel zijn: of de verhooging
van wedde billijk is. En nu de commissie daarvan