m der wet te hebben willen wijzen, als door den heer Guué geschied is. Al wilde de heer Van Mierlo raadslid blijven, dan zou dat toch onwettig zijn. Eene nieuwe verkiezing moet plaats hebben. De lieer Heijlaerts zegt dat na de verschillende bezwaren gehoord te hebben, door hem zijn voorstel wordt ingetrokken, onder voorwaarde echter, dat een schrijven aan den heer Van Mierlo zal gericht worden, gelijk door den heer Guljé is aangegeven. Hiertoe wordt zonder bedenking be sloten. 2. Missive van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, dato 11 October 1892, N'. 5467, afdeeling O, daarbij goedkeurende het besluit van den Raad dezer gemeente van den 24. September 11. tot definitieve aanstelling van de heeren Rijk en Corstens als leeraren aan liet gymnasium alhier. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 3. Worden vastgesteld de twee volgende in ont werp overgelegde besluiten: De Raad der gemeente Breda Gelet op zijn besluit van 24 September 1892, waarbij de heer J. F. Corstens definitief wordt be noemd tot leeraar in de oude talen aan het gymnasium alhier, te rekenen te zijn ingegaan 1 September 1892 Gezien artikel 13 der wet van 9 Mei 1890 Staatsblad n°. 78), tot regeling van de pensioenen der burger lijke ambtenaren:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 424