445 2. Ontwérp-verordening regelende de jaarwedden der onderwijzers en onderwijzeressen aan de openbare scholen voor lager onderwijs in de gemeente Breda. De voorzitter vraagt, ol iemand der leden nopens dit punt het woord verlangt. De lieer Teijciiiné, wijzende op art. 5 der veror dening, betoogt de wenschelijkheid om aan de onder- wijzers en onderwijzeressen, die de acten verkrijgen bij dat artikel bedoeld, doch in die vakken geen onderwijs geven, voor de helft te gemoet te komen in de meerdere belooning die wordt toegekend aan ben, die wel in die vakken onderwijs geven. De heer Kom koets heeft tegen dat idéé groot be zwaar. De rechtsregel is dat men diensten beloont die men noodig heeft en werkelijk gepresteerd worden. Dan zou ook voor hoogere bezoldiging in aanmerking moeten komen een ambtenaar, die meer bekwaam heden bezit dan vereischt worden voor de diensten, die men noodig heeft. Spreker acht het onraadzaam met de toekenning van verhoogingen verder te gaan dan voor het bezit der hoofdacte, welke geacht kan worden de vakken te completeeren. Maar aan de armen scholen zijn meerdere acten van geen nut; alleen kunnen zij dienen om carrière te maken en den onderwijzer in de gelegenheid te stellen bij vacature in aanmerking te komen. De heer Teijciiiné kan niet meegaan met de ziens wijze van den heer Rombouts, als zou het bezit van meerdere acten niet bevorderlijk zijn voor het onder wijs aan armenscholen. Meerdere capaciteit leidt z. i. tot beter onderwijs, terwijl, zonder belooning voor bijzondere vakken, een prikkel tot verdere studie ontnomen wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 445