480
genomen worden, in afwachting van definitieve voor
stellen, waartoe tijd noodig is.
De heer Van Hal .meent dat, wanneer de heer
Wijmer f 100 meer krijgt, de zaak kan afgehandeld
worden. Geschiedt dat niet, dan valt de heer Wijmer
er huiten. Spreker strijdt niet voor den persoon, maar
voor den ambtenaar, die als chef de bureau gelijk
staat met den heer Blaeser.
De heer Teijchiné zegt zich niet te kanten tegen
de verhooging van den heer Wijmer, maar kan niet
toegeven dat de heeren Wijmer en Blaeser gelijk
moeten gesteld worden. Het werk van den laatste is
van meer gewicht en omvangrijker.
De heer Van Hal verklaart geen parallel getrok
ken te hebben. De heer Blaeser is reeds vroeger
verhoogd. Ook betwijfelt spreker het gevoelen van
den vorigen spreker over den aard der betrekkingen.
Een ambtenaar bij den burgerlijken stand heeft met
de justitie te maken en niet een-ieder kan men als
zoodanig gebruiken. Spreker vindiceert voor twee
chefs dezelfde rechten en kan niet goedkeuren de
economie te gaan zoeken op een weinig voor iemand
die zijn plicht doet, gehuwd is en eerlijk burger
van Breda is en blijven wil.
De heer Sassen meent dat de heer Van Hal nu
verder wil dan het voorstelmaar als de heer Wijmer
f 100 meer krijgt, dan moet ook weerde heer
Blaeser met f 100 omhoog gaan.
De heer Van Mierlo zegt, dat de heer Van Hal
vooruit loopt op de definitieve regeling. De heer